Vanochtend is Bobby Robson overleden. De voormalige bondscoach van Engeland en trainer van PSV leed al enkele maanden aan kanker en had zijn eigen heengaan al aangekondigd. De voetbalwereld heeft een gentleman verloren.
Wie aan Bobby Robson denkt, zal vooral zijn vriendelijke glimlach herinneren. ‘Sir Bobby’ bezorgde het Engelse voetbal het grootste succes na het winnen van de wereldtitel in 1966 door met de nationale ploeg de halve finale te halen op het WK-90. Hij ging naar dat toernooi in Italië als een verguisde man, die gelukkig al onderdak had gevonden bij PSV, maar zou als een nationale held terugkeren van dat eindtoernooi.
Robson begon na de Italiaanse zomer aan een boeiende internationale loopbaan en behaalde hoofdprijzen met PSV, Porto en Barcelona. Hij werd in 1998 door Louis van Gaal op een zijspoor gezet en keerde sans rancune nog een keer terug naar PSV, maar daarna wilde hij weer in Engeland werken. Zijn grootste wens was om ooit nog trainer van Newcastle United te worden.
Het was de club van zijn leven, zijn grote voetballiefde. Toch zal zijn naam altijd verbonden blijven met Ipswich Town. Met die provincieclub boekte hij mooie prestaties, al bleef een meer dan verdiende landstitel buiten het bereik. De FA Cup en de UEFA Cup blijven tastbare herinneringen aan een ploeg, die in binnen- en buitenland furore maakte. Frans Thijssen en Arnold Mühren maakten er deel van uit. Zijn erelijst bestaat ook nog uit een EC voor bekerwinnaars, een Copa del Rey en een Spaanse Supercup. Met PSV won hij twee landstitels.
Hij werkte met topspelers als Romario en Ronaldo, maar ook met iconen als Lineker, Barnes, Gerets, Van Nistelrooij, Figo en Guardiola. José Mourinho (zie foto) was zijn vertaler en assistent bij Sporting en Porto. Geen speler zal slecht over hem spreken, want hij was een op en top gentleman, de vriendelijkheid zelve en vooral gedreven door het voetbal. Hij is 76 jaar geworden.